Oplossingen van de opgaven van hoofdstuk 8


De opgaven die aan het eind van hoofdstuk 8 worden gegeven kloppen maar gedeeltelijk met de inhoud. Hier volgen de opgaven zoals ze hadden moeten zijn:
  1. Beschrijf de werking van DMA.
  2. Wat verstaat men onder het configureren van een I/O poort?
  3. Geef enkele voorbeelden van analoge I/O.
  4. Beschrijf het verschil tussen een synchrone en een asynchrone bus.
  5. Noem enkele busstandaarden.
  6. Wat is het essentiele verschil tussen SAN en NAS?

  1. De werking van DMA. DMA betekent Direct Memory Access en is de naam van een techniek waarbij I/O devices zonder directe tussenkomst van de CPU data van en naar het werkgeheugen kunnen transporteren. Als gebruik wordt gemaakt van een DMA controller (DMAC) gaat dit als volgt in zijn werk: De CPU vertelt de DMAC waar de data in het werkgeheugen geplaatst of opgehaald moet worden. Ook het aantal bytes wordt aan de DMAC meegedeeld. Vervolgens kan een I/O device met behulp van de DMAC direct data van of naar het geheugen transporteren. Is er data beschikbaar of moet er data opgehaald worden dan geeft het I/O device aan de DMAC een datarequest. De DMAC vraagt controle over de systeembussen met een busrequest. De CPU geeft de bussen over aan de DMAC met een busacknowledge. De DMAC zal samen met het I/O device de data ophalen of opslaan. Vervolgens wordt de bus weer vrijgegeven. Pas als alle data getransporteerd is geeft de DMAC een interrupt aan de CPU. Meestal gaat het dan om een heel blok bytes van bijvoorbeeld een disk of van een netwerk. De functionaliteit van de DMAC kan ook in het I/O device ingebouwd zijn.

  2. Onder het configureren van een I/O-poort verstaat men het vastleggen van de functionaliteit van een I/O-poort met behulp van software. Meestal gebeurt dit bij het starten van een systeem.

  3. Toepassingen van analoge I/O
  4. Het verschil tussen een synchrone en een asynchrone bus zit hem in het feit dat bij een synchrone bus alle bustransfers gerelateerd zijn aan een busclock. Bij asynchrone bussen speelt deze busclock niet deze prominente rol. Synchrone bussen zijn technisch minder gecompliceerd, maar passen zich minder flexibel aan aan snelheidsverschillen tussen de op de bus aangesloten subsystemen.

  5. Het verschil tussen een synchrone en een asynchrone bus zit hem in het feit dat bij een synchrone bus alle bustransfers gerelateerd zijn aan een busclock. Bij asynchrone bussen speelt deze busclock niet deze prominente rol. Synchrone bussen zijn technisch minder gecompliceerd, maar passen zich minder flexibel aan aan snelheidsverschillen tussen de op de bus aangesloten subsystemen.

  6. Enkele bus-standaards:
  7. SAN is block-georienteerd, terwijl NAS file georienteerd is. Via NAS krijg je dus toegang tot bestanden. Bij SAN heb je dataopslag in diskblokken ter beschikking, waarmee nog van alles mogelijk is.