Oplossingen van de opgaven van hoofdstuk 2
- Globale werking van een computersysteem:
Het hart van een computersysteem is (tenminste) een CPU. De CPU
voert instructies uit. Deze instructies werken op gegevens.
Zowel de instructies als de gegevens bevinden zich in het geheugen.
- Verschillen tussen embedded systemen en standaard computers.
- Een embedded systeem heeft een specifieke taak. Een standaard computer kan
voor wisselende taken ingezet worden
- Een embedded systeem is meestal beperkt in zijn resources (geheugen etc.)
en kan meestal niet uitgebreid worden.
- De gebruikersinterface in volledig anders.
- Overeenkomsten embedded systemen en standaard computers.
- De globale werking is hetzelfde (zie antwoord 1)
- Vor beide systemen wordt meestal de software in ee hoge
programmeertaal geschreven
- Digitaliseren van gegevens heeft een aantal voordelen:
- Eenvoudige opslag
- Complexe bewerkingen zijn mogelijk
- Gedrag van een systeem dat digirtale gegevens verwerkt is voorspelbaar
- Verliesvrij transport over lange afstanden
- De drie vormen van realtime zijn:
- Hard realtime: deadline moet gehaald worden.
- Firm realtime: QoS neemt af als deadline niet gehaald wordt.
- Soft realtime: deadline moet gemiddeld gehaald worden.
- Verschil tussen interpreteren en compileren is de vertaalwijze.
Een comiler vertaalt het programma in zijn geheel naar machineinstructies
die vervolgens uitgevoerd kunnen worden. Bij een interpreter wordt
het programma regel voor regelt vertaald en zal bij elke deelvertaling
het resultaat uitgevoerd worden.
- Een crosscompiler is een compiler die draait op een bepaald computersysteem en machinecode genereert voor een ander type computersysteem.
Een compiler is een programma dat een hogere taal omzet in machineinstructies.