Oplossingen van de opgaven van hoofdstuk 10
- Een protocol is een verzameling regels om een ordelijke uitwisseling van informatie in een
communicatiesysteem te verkrijgen.
- Bij serieel datatransport onderscheiden we:
- synchroon
- tijdelijk synchroon
- asynchroon
- De codes voor STX, ETX, SYN en DLE zijn in de tabel op bldz. 25 te vinden.
We geven hier de decimale en binaire (7-bits) representatie:
- STX 2 0000010
- ETX 3 0000011
- SYN 22 0010110
- DLE 16 0010000
- Bij een asynchrone verbinding is er overeenstemming over de bitsnelheid.
De kloksnelheden van zender en ontvanger hoeven echter niet exact gelijk te
zijn. Bij elk frame (van bijvoorbeeld 8 bits) wordt de bepaalt de ontvanger
ongeveer het midden van een bitcel (de tijd van een bit). Vervolgens worden met
vaste intervallen de databits naar binnen gehaald. Hierbij mag het moment
van bemonsteren wat wegschuiven van het midden als de bemonstering maar
binnen de bitcel blijft.
- LET OP: Dit is een opgave uit een eerdere druk. Een BRI ISDN-2 aansluiting biedt een totale bitsnelheid van 2 maal 64 Kbit
en 1 maal 16Kbit (2 maal een B- en 1 maal een D-kanaal). Voor informatie over ISDN kan internet geraadpleegd worden.
- Bij full handshaking geeft de zender met een request signaal (REQ) aan dat er
data beschikbaar zijn. De ontvanger geeft met een ackowledge signaal (ACK) aan dat
de data ontvangen zijn.
Een toepassing is de centronics interface.
- Gegeven een zekere datasnelheid is het handig verschil te maken tussen
upstream en downstream. Een serversysteem zal veel data leveren en relatief weinig
ontvangen. Bij een thuisgebruiker van internet is dat net andersom. Er wordt
veel data gevraagd en weinig weggestuurd. Vandaar dat men in dat geval
beter een lagere upstream met een hoger downstream kan combineren.
-
Het toepassen van mediumsharing heeft als nadeel dat de performance per gebruiker
afneemt als er meer dataverkeer gegenereerd wordt. Als het daarentegen rustig is,
kan een enkele gebruiker profiteren van een hoge datatransfersnelheid.